Twitter Facebook RSS Feed Email

Hoe mensen (niet zonder problemen) kennis verwerven, verwerken en uiten

Uitgangspunt: directe en indirecte kennistoe-eigening
Het startpunt is dat je op twee manieren kennis van iets kunnen verkrijgen waarbij iedere wijze zijn eigen specifieke problemen kent. Je kunt ten eerste iets direct via je zintuigen tot je nemen. Voor de meeste van ons is zicht - het zien met je ogen - hierbij de belangrijkste zintuig. Je ziet bijvoorbeeld dat de achtergrond van deze tekst wit is. En je ziet dat hier letters staan. Ten tweede kun je kennis indirect tot je nemen. Je krijgt dan kennis in de vorm van informatie via anderen aangereikt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als je een boek leest waarin staat dat 200 jaar geleden op de aarde meer bomen waren dan nu. Of als een medestudent aan een andere student vertelt dat een college – dat de tweede student gemist heeft – erg waardevol was.

Een oplettende lezer zal opmerken dat de tweede vorm van kennis-toe-eigening altijd moet samengaan met de eerste: als iemand jou iets vertelt, neem je dit toch op zich ook direct waar? Dit klopt. Daarnaast zou je ook kunnen zeggen dat datgene wat de ander aan jou vertelt, eerder door hem weer direct is waargenomen. Ook dat klopt. Toch is het onderscheid belangrijk. Als het op informatie van anderen aankomt, zo zal later blijken, moet je extra waakzaam zijn. Als iemand anders jou vertelt dat twee mensen ruzie hebben dan moet je dit eerder met een korreltje zout nemen dan wanneer je het zelf hebt gezien. Maar al had je het zelf waargenomen, dan wil dit nog niet zeggen dat je het juist hebt gezien. Laat staan dat je het later goed verwoordt.

Probleem
Bijna alles dat tot ons komt en later door ons als informatie weer wordt geuit, is namelijk vervormd. Sterker, er zijn zelfs schrijvers die stellen dat reeds alle informatie die tot ons komt – direct of indirect – per definitie verdraaid is [1]. Dit is niet onterecht. Beide vormen van informatieverwerking hebben het namelijk in zich dat de kennis wordt vervormd doordat je bijvoorbeeld iets veronderstelt wat niet hoeft te zijn. Ik zal hier later hier meer concrete voorbeelden van geven. Want om dit te begrijpen, zal ik eerst moeten uitleggen hoe wij mensen informatie verwerken.
 
Het verwerken van informatie
Het proces hoe we een situatie opnemen of informatie tot ons nemen en verwerken wordt perceptie genoemd: het proces waarin een mens signalen van buiten selecteert, organiseert en interpreteert tot een betekenisvol en samenhangend beeld van de wereld. Ieder mens doorloopt – grofweg – de volgende stappen bij het verwerken en vervolgen uiten van informatie [2]:

Kunst van vragen stellen: verwerven en verwerken van kennis en informatie

Fase:
1. Blootstelling aan informatie
Nieuwe informatie begint met het blootgesteld kunnen zijn aan een situatie of informatie. Het is bijna te onnozel voor woorden maar nu je bijvoorbeeld dit boek leest, zie je niet dat 100 meter verderop misschien een ongeluk plaatsvindt. En als je niet kunt horen, werd je ook niet blootgesteld aan de geluiden van het ongeval. Onze zintuigen hebben een absolute drempel. Deze eerste fase toont ons een eerste menselijke tekort: onze zintuigen kunnen enkel registreren waar we nu zijn en met waar onze zintuigen toe in staat zijn. We hebben namelijk te maken met selectieve blootstelling. Een voorbeeld hoe het anders kan? Een koolmees schijnt direct UV-licht te kunnen registreren; wij niet.

2. Aandacht schenken aan een situatie of aan informatie
We kiezen vervolgens onbewust maar actief waaraan we blootgesteld worden. We hebben altijd een bepaalde gerichtheid op de wereld. Om een simpel voorbeeld te geven: je leest nu deze zin terwijl je ogen een groter deel van de pagina zouden kunnen zien (afhankelijk van de afstand). Dit fenomeen noemen we selectieve aandacht of perceptuele blindheid. Een ander voorbeeld: je bent nu gericht op het lezen (visueel) terwijl je de geluiden in je omgeving – waaraan je wel wordt blootgesteld – waarschijnlijk maar nauwelijks registreert) [3]. Ook dit lijkt voor de hand te liggen maar later zal blijken waarom het belangrijk is om je hier bewust van te zijn. Helaas denken we nogal eens dat aanwezig zijn gelijk is aan iets ervaren.

3. Organiseren van de informatie
Vanuit deze gerichtheid ervaren we de wereld met onze vijf zintuigen. Stel, je hebt het auto-ongeluk wel ervaren. Je ziet dan iets (je hebt twee auto’s op elkaar zien botsen), hoort iets (een knal van twee auto’s die op elkaar botsen), voelt iets (een verplaatsing van druk?), proeft iets en/of ruikt iets (brandende olie) en geeft dit allemaal een plekje. Dit wordt door sommige auteurs ook wel het organiseren van de waarneming genoemd. Je organiseert datgene wat je ervaart. Je voegt geluiden, beelden, geuren e.d. samen tot één geheel. Het probleem in deze fase is dat we soms onze zintuigen overschatten. 

4. Opslaan / herinneren van de informatie
De waarneming neem je vervolgens vaster in je op. Je onthoudt de ervaring. Bijvoorbeeld een ongeluk. Eerst kort-tijdelijk, mogelijk ook lang. Je begint met onthouden na een milliseconde. Het probleem is echter dat je niet alles kunt of zult onthouden wat je waarneemt en dat je dus selecteert. Dit noemen we selectieve herinnering. 

5. Betekenis geven aan de informatie
Aan de informatie die tot je is gekomen (zoals bijvoorbeeld een ongeluk) zal je vaak een bepaalde betekenis geven. Je gaat het interpreteren en geeft het voorval een context. Dit kan om te beginnen uit jezelf zijn (je ziet het ongeval en vraagt je af: moet ik de betrokkenen helpen, wie was er eigenlijk fout, et cetera). Ook word je soms op verzoek van anderen ertoe aangezet het voorval te duiden (een agent vraagt aan je wie er fout was). De interpretatie die we aan informatie gaan geven, is echter wel onze eigen interpretatie. Daarom spreken we hier van selectieve interpretatie. We kunnen zelfs informatie omdraaien. Fase 4 en 5 lopen trouwens in de praktijk door elkaar heen: opslaan en interpretatie gaan hand in hand samen en wisselen elkaar af. De betekenis die je geeft, sla je op om vervolgens weer aan die opgeslagen informatie nieuwe betekenis te geven die je dan weer … et cetera.

6. Uiten van de kennis 
Tot slot zal je met de kennis die je nu hebt iets gaan doen. Je gaat het uiten. Dit kan in direct concreet gedrag zijn (je gaat helpen de bestuurders te bevrijden) maar ook later. Van het laatste is bijvoorbeeld sprake als je achteraf aan een rechter vertelt wat je hebt gezien. Deze uiting kan te beperkt zijn. Misschien is er te weinig tijd om alles te vertellen en vergeet je belangrijke details te verwoorden. In deze fase speelt taal ook een belangrijke rol. Sommige mensen beschikken niet over de juiste woordenschat om zich goed correct te kunnen uitdrukken. Reageerde de tegenpartij nu cynisch, ironisch of sarcastisch? Niet iedereen zal het verschil tussen de drie begrippen helder hebben.

Bij ieder van deze stappen zien we dus allerlei beperkingen waardoor de oordelen die we maken op basis van deze informatie niet kloppen.Welke concrete problemen zich kunnen voordoen, zal ik later behandelen.



"Er zijn schrijvers die stellen dat alles dat tot ons komt per definitie verdraaid is." 


__________

[1]
Bijvoorbeeld Derksen,T., De ware toedracht, praktische wetenschapsfilosofie voor waarheidzoekers, Veen Magazines bv., 2010, bladzijde 69. Dit sluit ook nauw aan bij de Latijnse herkomst van het woord informeren, namelijk ‘informare’, hetgeen staat voor vormgeven / vormen.

[2]
Het waardevolle van deze indeling is dat deze – of vergelijkbare indelingen – ook vaak wordt gebruikt door marketeers om juist de ander bewust – manipulatief – of onbewust te overtuigen. Bijvoorbeeld Armstrong,G., Harker,M. e.a., Marketing: An Introduction, Pearson Education, 2009, bladzijde 159. Een kritische houding zou je kunnen zien als het tegenovergestelde hiervan.

[3]
Treffend is dat mensen met een bepaalde zintuiglijke beperking (bijvoorbeeld blind vanaf geboorte) meer geoefend zijn in het ervaren met de andere zintuigen (in dit geval horen). O.a. Gougoux F. e.a., Neuropsychology: Pitch discrimination in the early blind, in: Nature, 2004, Vol. 430 (309). Mensen die vanaf hun geboorte of vlak na de geboorte blind zijn geworden horen an sich dus niet beter maar zijn wel beter in het opnemen van wat ze horen.