Twitter Facebook RSS Feed Email

Voorbeeld van een goed betoog (en waarom dit een goed betoog is)

 ARGUMENTATIE-ANALYSE
In deze  posting zal ik een voorbeeld geven van een goed betoog. Vaak wordt mij namelijk hierom gevraagd. Nu ben ik altijd terughoudend in het geven van voorbeelden want om meteen met het slechte nieuws in huis te vallen: Het Goede Betoog bestaat niet. Het is altijd afhankelijk van de context of een betoog goed is of niet. Een goed betoog geschreven voor de site van De Telegraaf is waarschijnlijk minder goed geschikt voor de NRC-lezer (en andersom!). Een pleitnota enkel geschreven voor een rechter is misschien minder goed als het algemene publiek ook de doelgroep is van de pleitnota. Goed is dus een relatief begrip.

Dit lijkt een open deur maar vaak lees ik nog betogen die nauwelijks aansluiten op bijvoorbeeld de doelgroep. Stel jezelf dus altijd de vraag: wie wil ik waarvan overtuigen? En maak vervolgens niet de fout te denken dat een goed betoog een betoog is dat geen vragen oproept. De praktijk leert dat ieder betoog, hoe goed ook, vragen zal oproepen. Zo werkt taal nu eenmaal.

Maar nu een voorbeeld! Ik vind zelf het betoog “Maak van nationale dodenherdenking geen exclusieve Jodenherdenking” van Ewout Sanders, geschreven voor de NRC-site, een voorbeeld van een goed betoog. Ik zal zo uitleggen waarom. Maar eerst een waarschuwing vooraf. Met een betoog hoef je het niet eens te zijn, wil het een goed betoog zijn. Misschien ben je het volledig met Ewout oneens maar dan nog steeds kun je hopelijk concluderen: dit is een goed betoog. Mijn advies is om het betoog eerst zelf even te lezen (of in een ander venster te openen).
Titel
Om te beginnen is de titel goed gekozen. Het maakt duidelijk wat het onderwerp is én het maakt duidelijk wat het standpunt van de schrijver is.

Alinea 1 Beschrijving huidige stand van zaken
Vervolgens valt Sanders direct met de deur in huis en beschrijft hoe de kwestie nu formeel in elkaar zit. Dit is om twee redenen een goede keuze. De meeste lezers kennen reeds de discussie en dus is het niet nodig om het onderwerp uitgebreid toe te lichten. Daarnaast legt Sanders uit wat precies met de dodenherdenking wordt bedoeld. Dit is een veel gevolgde aanpak: leg in het begin even wat begrippen uit. Het is wel jammer dat Sanders niet aangeeft waar het formele standpunt precies op gebaseerd is. Waarom heet dit formeel? Vervolgens geeft hij aan hoe het nu in informeel lijkt te gaan. Misschien was beter om de begrippen in theorie en in de praktijk te gebruiken? 

Alinea 2 – 4 De voorbeelden
In de drie hierop volgende alinea’s geeft Sanders voorbeelden waarom het informeel anders gaat. Dat is slim: met voorbeelden geeft hij aan waarom sprake is van de situatie in de afsluitende zin van alinea 1. Werken met voorbeelden werkt vaak goed om de lezer mee te nemen in het betoog.

Alinea 5 Het standpunt en korte weergave tegenargument
Nu wordt het standpunt gegeven:  “Ik vind dit een kwalijke ontwikkeling”. Direct in de eerste zin: dit is een harde maar duidelijke overgang. Sanders geeft vervolgens bondig het belangrijkste tegenargument van anderen weer (Zij doen dit op basis van een vast argumenten …)

Alinea 6 Een voorbeeld waaruit blijkt dat dit inderdaad de tegenpositie is: Ies Zwaaf
Alinea 6 geeft een voorbeeld waaruit blijkt dat het tegenargument inderdaad zo door de "tegenpartij" gespeeld wordt. In dit geval wordt verwoord wat Ies Zwaaf, voorzitter van Federatief Joods Nederland,  zei het in het NOS Journaal. Het woordje "zo" is mooi:  hiermee wordt aangegeven dat het om een voorbeeld gaat.

Alinea 7 Eigen argumenten (inclusief voorbeelden)
Sanders komt nu pas met een eigen argument. Het is dus niet altijd nodig om direct met eigen argumenten te komen; dit kan ook later. Sanders vindt het respectloos en beschamend. In de zin hierop legt hij uit waarom.

Alinea 8 Aansluiten bij wat de meerderheid waarschijnlijk ook denkt: de meerderheid als autoriteit
In alinea 8 laat Sanders zien dat hij niet alleen staat in zijn standpunt. Dit doet hij door opnieuw een voorbeeld te geven: bijna alle 400 aanwezigen liepen langs de graven. Een slimme aanpak (juist omdat de rechter in zijn uitspraak het tegenovergestelde had gewild) al kun je je wel afvragen of dit argument juist is. De meerderheid kan er immers ook naast zitten. Zagen we dat juist niet tijdens de Tweede Wereldoorlog?

Alinea 9. Eigen argument II. Er is een ontwikkeling gaande. En de ander als achterhaald neerzetten.
In alinea 9 wijst Sanders op een ontwikkeling die gaande is. Dit is een slimme manier van argumenteren. Wat een schrijver dan zegt, is dat anderen misschien nog wel anders kunnen denken maar dat zij - willen ze niet achter blijven - wel moeten meegaan met de tijd. Het wijzen op nieuwe ontwikkelingen is een slimme manier om te overtuigen. De kritische vraag is natuurlijk of deze ontwikkeling echt plaatsvindt én of deze wel wenselijk is. 

Alinea 10. Jezelf als geloofwaardig neerzetten en herhalen standpunt
Alinea 10 begint met “Voor de goede orde meld ik dat ik zelf ook tot die generatie behoor. “ Wat Sanders hier doet is wat de filosoof Aristoteles zou noemen “aan je eigen ethos werken”. Met andere woorden:  Sanders stelt zichzelf neer als autoriteit om de lezer ervan te overtuigen dat hij een gekwalificeerd spreker is én dus echt gelijk heeft.

Alinea 11. Herhaling argument en doortrekken in het absurde
Sanders geeft nogmaals het centrale argument weer: “Omdat het volgens mij onverstandig is om je generaties lang te blijven afficheren als slachtoffer en daar rechten aan te verbinden.”. Vervolgens maak je het argument van de ander enigszins belachelijk door dit in het absurde te trekken.

Alinea 12. Geen conclusie maar nog een argument
De laatste alinea is niet helemaal een conclusie (zoals wel vaak wordt aangeraden) maar begint met een soort extraatje. Ik zal deze alinea even los analyseren:

Maar los daarvan: één keer per jaar kort stilstaan bij daders die evident ook slachtoffers waren van hun tijd, beschouw ik als een teken van beschaving. De toenemende Joodse monopolisering van de dodenherdenking wekt wrevel op, merk ik om mij heen. De nationale ontwikkeling volgen en mededogen opbrengen voor sommige daders zou juist respect opleveren.

- In de eerste zin wordt een beroep gedaan op beschaving. Slim want welke lezer wil nu geen beschaving. De discussie gaat er echter nu precies om wat een beschaafde herdenking inhoudt.
- Sanders heeft dus iets te verantwoorden (waarom is zijn standpunt een teken van beschaving) en doet dat in de tweede zin: het wekt wrevel op in zijn omgeving.  Een kritisch lezer zal dit nog niet overtuigen. Om hoeveel mensen gaat het dan? Hoe ziet de omgeving van Sanders eruit? Et cetera. Als argumentatiestap is het wel slim: mensen die dit betoog lezen zullen dit gevoel herkennen (de reacties onder het betoog bevestigen dit).
- In de derde en laatste zin komt de afsluiting.

Tot slot
Ondanks dat het een goed betoog is, roept het betoog na eerste lezing wel direct een aantal vragen op:
- De ontwikkeling kan dus ter discussie worden gesteld: (1) deze is niet gaande of (2) al zou deze wel gaande zijn dan moet je deze niet willen.
- De gekozen voorbeelden kun je ter discussie stellen. Met name het gebruik van mensen in de eigen omgeving hoeft ons toch nog niet te overtuigen?
- De eigen argumenten kunnen nog beter worden neergezet. Is het nu één argument of zijn het meerdere?

Maar als voorbeeld betoog: prima. Sanders gebruikt - na een goed gekozen titel - veel voorbeelden, heeft oog voor het belangrijkste tegenargument, speelt in op de mogelijk aanwezige gevoelens van de lezer en zet zichzelf neer als autoriteit. Hiermee combineert Sanders, in termen van de filosoof Aristoteles, logos, pathos en ethos tot een goed betoog.