De Burgemeester Daleslezing 2012 werd dit jaar uitgesproken door de Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer. De lezing werd in 1998 voor het eerst gehouden en heeft als doel om een visie te geven op de werking van artikel 1 van de Grondwet. Brenninkmeijer heeft een interessant betoog waarin hij ook de valkuilen van ons verstand expliciet aan de orde brengt. Of zoals hij het mooi verwoordt: de short cuts van ons verstand. Zo zijn we, zo stelt Brenninkmeijer terecht, geneigd om een standpunt dat we op het eerste gezicht innemen onredelijk lang vast te houden, we zijn geneigd tot generaliseren en we zijn geneigd om onze vooroordelen te bevestigen. Tunnelvisie ligt op de loer. Maar, zo waarschuwt Brenninkmeijer ons, het kan ook bewust dan wel onbewust leiden tot discriminatie en ongelijke behandeling:
Nu is het logisch dat een rechter een allochtoon niet zwaarder mag straffen dan een autochtoon. Net zo min mooie, jonge vrouwen niet lichter bestraft zouden mogen worden. Uit het juridische oordeel moet gelijkwaardigheid klinken. Onderzoek uit april 2011 heeft gelukkig laten zien dat rechters in het algemeen hier - door opleiding en ervaring - goed mee om kunnen gaan. Maar het vraagt om blijvende aandacht. Een juridisch oordeel mag nooit beïnvloed worden door ras, geslacht, godsdienst of politieke gezindheid. Ondanks onze neiging hiertoe.
Maar mag een politieagent in het werk ook geen onderscheid maken op basis van huidskleur?
Enerzijds kan namelijk gesteld worden, zoals ook Brenninkmeijer doet, dat de criminaliteit onder bijvoorbeeld Antillianen en Marokkanen hoger is dan bij andere groepen. Indien een politieagent van deze kennis uitgaat, lijkt niet meer gesproken te kunnen worden van een vooroordeel. Dit rechtvaardigt het maken van een onderscheid.
Anderzijds kan dit ten eerste ook doorslaan. De rechtshandhaver vergeet dat er ook geslaagde allochtonen zijn (de meerderheid namelijk). Ook kan de politieagent ten tweede vergeten dat bepaalde gedragingen ook bij autochtone burgers net zo frequent voorkomen (homo-belediging bijvoorbeeld). Ten derde kan het optreden van de politieambtenaar resulteren in een self-fulfilling prophecy: omdat een groep vaker wordt aangesproken, zullen mensen in deze groep ook vaker opgepakt worden (hetgeen bij herhaling kan leiden tot verdere uitsluiting).
Hoe lastig het in de praktijk is, bleek wel uit recent Engels onderzoek (zie artikel NRC voor enkele verwijzingen). Brenninkmeijer is ondertussen duidelijk:
• Dat krijg je er nou van. Preventief fouilleren lokt racisme uit, NRC, 16-01-2012
"Tegelijkertijd moet ik erkennen dat die short cuts uiteindelijk onrecht doen aan degenen of de situatie die ik beoordeel. Deze short cuts vormen of we willen of niet een bedreiging voor non-discriminatie. Het is daarom noodzakelijk dat we steeds weer bereid zijn om onze oordelen – die vaak vooroordelen blijken te zijn – te toetsen aan het ideaal van gelijke behandeling en non-discriminatie."Brennikmeijer constateert echter dat politici en mensen in de media veelal geen positieve bijdrage hieraan leveren en het liefst onze onderbuikgevoelens willen bevestigen. Als je tolerant bent, genuanceerd wilt zijn, dan ben je niet meer van deze tijd. De vraag is of dit wel past bij de voorbeeldfunctie die ze hebben (met bijkomende verantwoordelijkheid). Helemaal nu het recht op vrije meningsuiting opgerekt lijkt te worden tot het recht om te beledigen, zonder dat de vraag opkwam wat het effect van de belediging is en wanneer een provocerend debat zin heeft:
"Met ruwe woorden zetten politici beelden neer die voor veel mensen 'maatgevend' worden. Door veel media-aandacht en politieke aandacht voor incidenten rond onderwerpen die tot het wegzetten of zelfs tot uitsluiting leiden – veelal verbonden met vreemdelingen – ontstaat als vanzelf een negatieve stemming in onze samenleving."Wat volgt is de oproep tot dialoog. Een dialoog die gericht moet zijn de ander te ontmoeten. Het discussiëren in termen van wij-zij en het benadrukken van enkel sentimenten past daar niet bij. Een gesprek aangaan met de ander is echter lastig, vraagt tijd en moed.
"En bij gebrek aan deze moed zien we in deze tijd te vaak de rechtsstrijd of politieke strijd ontbranden. De politie wordt erbij gehaald, de aangifte wordt opgemaakt, Justitia moet geblinddoekt een oordeel uitspreken. Vaak volgen langdurige belastende juridische procedures die de strijd moeten beslechten en als dat tot een onbevredigend resultaat leidt en dan moeten er nieuwe regels komen."Tot zover het betoog. M.i. vraagt één passage om extra bestudering. Brenninkmeijer beschrijft - terecht - dat beroepsdeformatie de juiste oordeelsvorming in de weg kan staan. Helaas werkt de psyche zo. Bijvoorbeeld de politie-agent die enkel allochtonen aanspreekt en oppakt. Etnische achtergrond als short cut voor keuzes in hun dagelijks werk. Brenninkmeijer:
"Als we trouw willen zijn aan artikel 1 van de Grondwet, dan zullen we voortdurend moeten reflecteren naar aanleiding van de vooroordelen die in ons brein orde trachten te scheppen in de complexe werkelijkheid. Als slechts ons gevoel, of, nog erger, slechts ons onderbuikgevoel richtinggevend wordt, dan is voorspelbaar dat wij ongerechtvaardigd onderscheid maken. Onderscheid naar onderwerpen die zeer gevoelig liggen: ras, religie, afkomst, geslacht en seksuele gerichtheid."Een interessant betoog. Eén passage vraagt echter om nadere bestudering. Dit betreft de passage waarin Brenninkmeijer schrijft over hoe vooroordelen ten aanzien van groepen de juiste oordeelsvorming in de weg kan staan bij mensen werkzaam in de rechtshandhaving (rechters/politie). Het betreft met name het onderscheid allochtoon/autochtoon.
Nu is het logisch dat een rechter een allochtoon niet zwaarder mag straffen dan een autochtoon. Net zo min mooie, jonge vrouwen niet lichter bestraft zouden mogen worden. Uit het juridische oordeel moet gelijkwaardigheid klinken. Onderzoek uit april 2011 heeft gelukkig laten zien dat rechters in het algemeen hier - door opleiding en ervaring - goed mee om kunnen gaan. Maar het vraagt om blijvende aandacht. Een juridisch oordeel mag nooit beïnvloed worden door ras, geslacht, godsdienst of politieke gezindheid. Ondanks onze neiging hiertoe.
Maar mag een politieagent in het werk ook geen onderscheid maken op basis van huidskleur?
Enerzijds kan namelijk gesteld worden, zoals ook Brenninkmeijer doet, dat de criminaliteit onder bijvoorbeeld Antillianen en Marokkanen hoger is dan bij andere groepen. Indien een politieagent van deze kennis uitgaat, lijkt niet meer gesproken te kunnen worden van een vooroordeel. Dit rechtvaardigt het maken van een onderscheid.
Anderzijds kan dit ten eerste ook doorslaan. De rechtshandhaver vergeet dat er ook geslaagde allochtonen zijn (de meerderheid namelijk). Ook kan de politieagent ten tweede vergeten dat bepaalde gedragingen ook bij autochtone burgers net zo frequent voorkomen (homo-belediging bijvoorbeeld). Ten derde kan het optreden van de politieambtenaar resulteren in een self-fulfilling prophecy: omdat een groep vaker wordt aangesproken, zullen mensen in deze groep ook vaker opgepakt worden (hetgeen bij herhaling kan leiden tot verdere uitsluiting).
Hoe lastig het in de praktijk is, bleek wel uit recent Engels onderzoek (zie artikel NRC voor enkele verwijzingen). Brenninkmeijer is ondertussen duidelijk:
"De boodschap die ik meenam uit de politiewereld om discriminatie tegen te gaan was simpel: zorg ervoor dat je ook voldoende contact hebt met mensen uit deze groepen die zich niet crimineel gedragen. Dat is immers de overgrote meerderheid. En bij deze zin leg ik een klemtoon: de overgrote meerderheid deugt. Op die manier kan een agent voorkomen dat hij een bepaalde etniciteit ten onrechte gelijk gaat stellen met criminaliteit. Hetzelfde probleem speelt bij de controle van auto's in het grensgebied of bij preventief fouilleren als dat niet op grote schaal en op basis van willekeur, maar meer doelgericht ingezet wordt. Vraag is dan: 'wie is je doel?', en hoe rechtvaardig je je keuze?"• Ik en de ander, De Burgemeester Daleslezing 2012, 20-01-2012
• Dat krijg je er nou van. Preventief fouilleren lokt racisme uit, NRC, 16-01-2012