De Tsjechische schrijver Karel Capek schreef - nog door Bas Heijne zo mooi verwoord in de column Daadkracht van 16 april 2011 - in een krantenstuk in 1937 over twee onverbeterlijke mensensoorten. Er zijn ten eerste mensen die erg gedreven zijn in het uitspreken van wat de ander zou moeten. Of juist niet. De ander moet dit, de ander moet dat. Dus de regering moet, de gemeente moet, mijn baas moet, mijn buurman moet. Met name na een voorval wordt de ander er fijntjes op gewezen dat het nu toch echt tijd is voor een nieuwe regeling. Of meer geld, of een andere organisatie. Het zijn - zo stelt Capek - in ieder geval altijd zaken die de ander moet oppakken. De tweede categorie zijn wij. Wij mensen die bezwaren opwerpen. Waarom wij? Omdat we het bijna allemaal zijn. Een oproep tot verandering wordt kritisch benaderd: het is allemaal niet zo eenvoudig in de praktijk als het lijkt. Juridisch niet wenselijk (grondwet, internationale verdragen), technisch niet te implementeren, financieel onbetaalbaar, moreel onwenselijk, organisatorisch rampzalig, et cetera. Deze groep laat de eerste groep mensen de andere kant zien. Het probleem van deze situatie is dat de daadwerkelijke dialoog hierdoor soms maar lastig plaatsvindt en dat beide groepen hun eigen verantwoordelijk in het geheel te snel ontkennen.
De vraag is of we dit probleem ook kunnen herkennen in de discussie rond de verhoging van de griffierechten. Tegen het voorstel van de regering is in ieder geval veel weerstand. Met name wordt gewezen op de juridische onwenselijkheid (toegang tot de rechter als een fundamenteel mensenrecht in een democratische rechtsstaat) en op de minderwaardige, financiële achtergrond van het voorstel (in het kort: 'Financiële crisis? Rechtvaardigheid kent geen prijs!').
Om duidelijkheid in het debat te blijven behouden, is het echter goed om ook terug te grijpen naar de drie redenen voor de invoering van kostendekkende griffierechten:
1. De eigen verantwoordelijkheid van de rechtzoekende. Uit de Memorie:
3. Het streven van dit kabinet om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Het aantal gerechtelijke procedures is de laatste jaren gestegen. Trendmatig stijgt het aantal zaken door toenemende complexiteit van regelgeving en van maatschappelijke verhoudingen. Het aantal civiele zaken stijgt daarbij o.a. door productinnovatie in de financiële sector, agressievere verkoopmethoden in diverse branches en de emancipatie van burgers. De economische crisis heeft, bovenop die trend, geleid tot meer ontslagzaken, faillissementen en incasso’s. Stijgend volume in combinatie met hogere eisen aan kwaliteit en tempo leggen - zo stelt de regering - te veel druk op het stelsel. Dit staat het op orde brengen van de overheidsfinanciën in de weg.
Deze redenen sluiten aan bij een algemene motivatie van de regering inzake het voorstel:
Een extra reden om kritisch te zijn of juist een reden om het voorstel eerder te omarmen?
• De verhoging van het griffierecht vraagt om een ander soort advocaat, Van Erp Advocaten, 13-04-2011
• Memorie van Toelichting, invoering kostendekkende griffierechten, Rijksoverheid.nl
• Daadkracht, NRC, 16-04-2011
De vraag is of we dit probleem ook kunnen herkennen in de discussie rond de verhoging van de griffierechten. Tegen het voorstel van de regering is in ieder geval veel weerstand. Met name wordt gewezen op de juridische onwenselijkheid (toegang tot de rechter als een fundamenteel mensenrecht in een democratische rechtsstaat) en op de minderwaardige, financiële achtergrond van het voorstel (in het kort: 'Financiële crisis? Rechtvaardigheid kent geen prijs!').
Om duidelijkheid in het debat te blijven behouden, is het echter goed om ook terug te grijpen naar de drie redenen voor de invoering van kostendekkende griffierechten:
1. De eigen verantwoordelijkheid van de rechtzoekende. Uit de Memorie:
Nu betalen alle belastingbetalers mee aan de rechtspraak, terwijl uit onderzoek blijkt dat het gebruik ervan verre van evenredig over alle Nederlanders is verspreid. De doorsnee Nederlander maakt in zijn leven slechts één keer de gang naar de rechter. In de praktijk leggen vooral burgers met de hoogste en de laagste inkomens geschillen voor aan de rechter. Daarnaast wordt van de geschillen die burgers hebben slechts 5% uiteindelijk voorgelegd aan de rechter, aldus het rapport Geschilbeslechtingsdelta (Velthoven, B.C.J. van, Klein Haarhuis, C.M., Geschilbeslechtingsdelta 2009. Over verloop en afloop van (potentieel) juridische problemen van burgers, Den Haag, Boom juridische uitgevers/WODC, 2010). Burgers en bedrijven zijn heel goed in staat om andere methoden te vinden om hun problemen op te lossen. Het kabinet vindt het dan ook gerechtvaardigd om de rechtspraak te laten bekostigen door degenen die er gebruik van maken.2. Inzet om te komen tot een beter functionerend rechtsbestel (waartoe de herziening van de gerechtelijke kaart en de verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter behoren).
3. Het streven van dit kabinet om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Het aantal gerechtelijke procedures is de laatste jaren gestegen. Trendmatig stijgt het aantal zaken door toenemende complexiteit van regelgeving en van maatschappelijke verhoudingen. Het aantal civiele zaken stijgt daarbij o.a. door productinnovatie in de financiële sector, agressievere verkoopmethoden in diverse branches en de emancipatie van burgers. De economische crisis heeft, bovenop die trend, geleid tot meer ontslagzaken, faillissementen en incasso’s. Stijgend volume in combinatie met hogere eisen aan kwaliteit en tempo leggen - zo stelt de regering - te veel druk op het stelsel. Dit staat het op orde brengen van de overheidsfinanciën in de weg.
Deze redenen sluiten aan bij een algemene motivatie van de regering inzake het voorstel:
Als (potentiële) procespartij heeft de overheid, net als burgers en ondernemingen, de verantwoordelijkheid om te pogen geschillen te voorkomen en als deze er toch zijn, ze op te lossen zonder dat de rechter hieraan te pas komt, bijvoorbeeld door een proactieve houding bij klachten van burgers en ondernemingen en door inzet van mediationvaardigheden.Los van de beoordeling van deze redenen toont deze discussie in het algemeen als laatstgenoemde passage in het bijzonder ons een richting die ook voor de advocatuur relevant is. Interessant en misschien wel het best verwoordt in een column van Van Erp Advocaten:
Het zwaartepunt van een grote hoeveelheid zaken zal verschuiven naar de schikkingfase, waarbij het aankomt op het onderbouwen van de wederzijdse standpunten, het beoordelen daarvan en het onderhandelen over een mogelijke schikking. Nu de meeste rechtsproblemen niet “zwart-wit” zijn en het niet altijd even helder is wie het gelijk aan zijn kant zal krijgen van de rechter, is er aan beide zijden een belang om tot een oplossing te komen anders dan via een procedure.
Dit vraagt dus niet langer meer om een advocaat die meteen met een dagvaarding staat te zwaaien, maar om een advocaat die in staat is om de juridische positie van beide partijen te beoordelen en te beoordelen hoe een rechter zal oordelen, mocht het alsnog op een procedure uitdraaien. Die analyse van de juridische positie van de cliënt dient vervolgens te worden omgezet in een schikking die recht doet aan die positie.
De spreekwoordelijke procestijger zal plaats moeten maken voor een onderhandelaar die vanuit het belang van zijn cliënt een zo goed mogelijk schikkingresultaat probeert te behalen. Lukt dat niet en is het belang dusdanig groot, dan kan alsnog de procestijger worden losgelaten.
Met het voorgaande wordt de enkele prijsverhoging van het griffierecht niet opgelost, maar aan het voorkomen dat die kosten moeten worden gemaakt, zitten nog zeer veel andere voordelen. Voorkomen wordt dat een zaak lang blijft slepen en naast het griffierecht worden ook de proceskosten van de advocaat bespaard.
Een extra reden om kritisch te zijn of juist een reden om het voorstel eerder te omarmen?
• De verhoging van het griffierecht vraagt om een ander soort advocaat, Van Erp Advocaten, 13-04-2011
• Memorie van Toelichting, invoering kostendekkende griffierechten, Rijksoverheid.nl
• Daadkracht, NRC, 16-04-2011