Hoezeer gaat de juridische beroepsethiek samen met uitingsvormen? En welke uitingsvormen moeten we vervolgens verplicht stellen? Volgens staatssecretaris Teeven is een opsta-verplichting in ieder geval (nog) niet nodig. O.a. voor de training 'argumentatietheorie/kritisch denken' maar ook voor de liefhebber bij deze een analyse van het betoog met de belangrijkste kritische vragen (waarin ook een aantal vragen zijn opgenomen waarvan we het antwoord wel weten maar die voor de volledigheid toegevoegd zijn om de lezer te laten oefenen in het kritisch denken). Ik zal de argumentatiestructuur-analysemethode van Van Eemeren (zie eerdere blog) gebruiken. Eerst het bericht:
UITGANGSPUNT
Advocaten dienen eerbied te betonen voor de rechterlijke autoriteiten. Dit is met zoveel woorden vastgelegd in de eed die iedere advocaat moet afleggen (artikel 3, tweede lid, van de Advocatenwet).
ARGUMENTATIESTRUCTUUR
Stelling
1. Er is geen opsta-regel nodig
Argumenten
1.1 (want) Er is geen sprake van zodanig ongewenste ontwikkelingen en gedragingen met betrekking tot het respect dat advocaten aan de rechtelijke macht dienen te betuigen dat het wenselijk is om fatsoensnormen te expliciteren
1.1.1 (want) De zaak Enait staat geheel op zichzelf
1.1.1.1 (want) Tot op heden zijn er geen vergelijkbare zaken gemeld
1.2 (want) Het vereiste respect voor de rechterlijke autoriteiten is voldoende gewaarborgd
1.2.1a (want/en) Advocaten moeten een eed afleggen
1.2.1b (want/en) De rechter kan zelf (de ander) attenderen op mogelijk aantasting van zijn ambt
1.2.1c (want/en) De tuchtrechter kan het gedrag van een individuele advocaat in de rechtszaal beoordelen en sanctioneren
1.2.1d (want/en) In de opleiding voor de advocatuur wordt hier nog expliciet aandacht aan besteed
KRITISCHE VRAGEN
T.a.v het uitgangspunt
1. Dienen advocaten inderdaad altijd eerbied te betonen voor de rechterlijke autoriteiten?
2. (feitelijk) Staat dit inderdaad als zodanig opgenomen in artikel 3, tweede lid, van de Advocatenwet? Zowel het tonen van eerbied (ja) als dat dit altijd moet en dat er met andere woorden geen enkele afwijking van de regel mogelijk is (ja: in ieder geval in een juridische context).
T.a.v. argument 1.1
1. (conceptueel) Waarin staat de zaak Enait precies in het geheel op zichzelf? Meer abstract: klopt de relatie tussen 1.1.1 op 1.1? Staat de zaak Enait in het geheel op zichzelf (in het kort) qua opstaan of qua niet-respectvol-zijn van advocaten t.o.v. rechterlijke autoriteiten? Waarschijnlijk wordt het eerste bedoeld. Dus bedoeld wordt dat het niet voorkomt dat advocaten uit een gebrek aan respect niet opstaan. Argument 1.1 spreekt echter over ‘ongewenste ontwikkelingen en gedragingen’: hadden dan ook niet andere niet-respectvolle handelingen, niet zijnde niet-opsta-handelingen, bij het oordeel betrokken moeten worden? Er zijn immers auteurs die van mening zijn dat het respect voor de rechterlijke autoriteit verminderd.
2. (feitelijk) Klopt het dat er geen vergelijkbare opsta-zaken zijn gemeld?
3. Als het klopt dat er geen vergelijkbare opsta-zaken zijn gemeld, betekent dit dan wel dat de zaak Enait geheel op zichzelf staat?
4. (want) Kan de constatering dat er geen vergelijkbare zaken zijn gemeld niet te maken hebben met een andere reden? Bijvoorbeeld dat rechters van het niet-opstaan geen punt maken? En is deze reden vervolgens relevant voor de stelling?
T.a.v. argument 1.2
1. (feitelijk) Moeten alle advocaten een eed afleggen (ja)
2. (causale kentekenrelatie) Garandeert het afleggen van een eed het vereiste respect?
3. (feitelijk) Klopt het dat alle rechters een advocaat kunnen attenderen op mogelijk aantasting van zijn ambt? Is dit theoretisch of praktisch waar?
4. (causale kentekenrelatie) Draagt het attenderen op mogelijke aantasting van zijn ambt bij aan het betonen van eerbied voor de rechterlijke autoriteiten?
5. (feitelijk) Kan de tuchtrechter het gedrag van een individuele advocaat in de rechtszaal inderdaad beoordelen en sanctioneren? In hoeverre gaat dit samen met argument 1.1.1: in de zaak Enait was dit niet mogelijk?
6. (feitelijk) Wordt hier inderdaad in de opleiding voor de advocatuur expliciet aandacht aan besteed? (ja) Is respect via opleiding te waarborgen?
8. (voor de liefhebber: omdat het afleggen van een eed waarschijnlijk niet voldoende is voor het waarborgen van respect, is hier sprake van een nevenschikkende argumentatie, daarom als vraag). Geven deze vier elementen inderdaad een voldoende waarborg voor het vereiste respect?
7. Er wordt t.a.v. dit argument geen enkel tegenargument genoemd. Zijn er geen tegenargumenten?
• 32500 VI 91 Brief van de staatssecretaris van veiligheid en justitie, Advocatie, 28-03-2011
• Teeven: geen opsta-regel voor advocaten, Advocatie, 30-03-2011
32 500 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011
Nr. 91 Brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2011
In antwoord op vragen van het lid Van Haersma Buma (CDA) over het bericht “Geen nieuwe regels opstaan advocaten” (Vergaderjaar 2009-2010, Aanhangsel 2182, 19 april 2010) heeft de toenmalige Minister van Justitie onder meer aangegeven met de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal te overleggen of het nodig is expliciet normen te ontwikkelen met betrekking tot het door advocaten te betonen respect voor de rechterlijke macht. Dit overleg heeft plaatsgevonden. Over de uitkomsten hiervan en de gevolgtrekkingen informeer ik u als volgt.
Het overleg had tot doel te bezien of er binnen de advocatuur sprake is van zodanig ongewenste ontwikkelingen en gedragingen met betrekking tot het respect dat advocaten aan de rechtelijke macht dienen te betuigen, dat het wenselijk is om fatsoensnormen op dit punt te expliciteren.
Zowel het College als de Raad hebben mij aangegeven dat van zodanige ontwikkelingen en gedragingen thans geen sprake is. De zaak die aanleiding vormde voor de bedoelde vragen en antwoorden staat volgens alle betrokkenen geheel op zichzelf. Tot op heden zijn er geen vergelijkbare zaken gemeld. Alle betrokkenen zijn het er over eens dat advocaten eerbied dienen te betonen voor de rechterlijke autoriteiten. Dat is ook met zoveel woorden vastgelegd in de eed die iedere advocaat moet afleggen (artikel 3, tweede lid, van de Advocatenwet. Daarmee en met het optreden van de rechter zelf (de rechter is attent op mogelijke aantasting van zijn ambt), alsook met de mogelijkheid om zonodig de tuchtrechter het gedrag van een individuele advocaat in de rechtszaal te laten beoordelen en sanctioneren, is het vereiste respect voor de rechterlijke autoriteiten voldoende gewaarborgd. In de opleiding voor de advocatuur wordt hier nog expliciet aandacht aan besteed.
UITGANGSPUNT
Advocaten dienen eerbied te betonen voor de rechterlijke autoriteiten. Dit is met zoveel woorden vastgelegd in de eed die iedere advocaat moet afleggen (artikel 3, tweede lid, van de Advocatenwet).
ARGUMENTATIESTRUCTUUR
Stelling
1. Er is geen opsta-regel nodig
Argumenten
1.1 (want) Er is geen sprake van zodanig ongewenste ontwikkelingen en gedragingen met betrekking tot het respect dat advocaten aan de rechtelijke macht dienen te betuigen dat het wenselijk is om fatsoensnormen te expliciteren
1.1.1 (want) De zaak Enait staat geheel op zichzelf
1.1.1.1 (want) Tot op heden zijn er geen vergelijkbare zaken gemeld
1.2 (want) Het vereiste respect voor de rechterlijke autoriteiten is voldoende gewaarborgd
1.2.1a (want/en) Advocaten moeten een eed afleggen
1.2.1b (want/en) De rechter kan zelf (de ander) attenderen op mogelijk aantasting van zijn ambt
1.2.1c (want/en) De tuchtrechter kan het gedrag van een individuele advocaat in de rechtszaal beoordelen en sanctioneren
1.2.1d (want/en) In de opleiding voor de advocatuur wordt hier nog expliciet aandacht aan besteed
KRITISCHE VRAGEN
T.a.v het uitgangspunt
1. Dienen advocaten inderdaad altijd eerbied te betonen voor de rechterlijke autoriteiten?
2. (feitelijk) Staat dit inderdaad als zodanig opgenomen in artikel 3, tweede lid, van de Advocatenwet? Zowel het tonen van eerbied (ja) als dat dit altijd moet en dat er met andere woorden geen enkele afwijking van de regel mogelijk is (ja: in ieder geval in een juridische context).
T.a.v. argument 1.1
1. (conceptueel) Waarin staat de zaak Enait precies in het geheel op zichzelf? Meer abstract: klopt de relatie tussen 1.1.1 op 1.1? Staat de zaak Enait in het geheel op zichzelf (in het kort) qua opstaan of qua niet-respectvol-zijn van advocaten t.o.v. rechterlijke autoriteiten? Waarschijnlijk wordt het eerste bedoeld. Dus bedoeld wordt dat het niet voorkomt dat advocaten uit een gebrek aan respect niet opstaan. Argument 1.1 spreekt echter over ‘ongewenste ontwikkelingen en gedragingen’: hadden dan ook niet andere niet-respectvolle handelingen, niet zijnde niet-opsta-handelingen, bij het oordeel betrokken moeten worden? Er zijn immers auteurs die van mening zijn dat het respect voor de rechterlijke autoriteit verminderd.
2. (feitelijk) Klopt het dat er geen vergelijkbare opsta-zaken zijn gemeld?
3. Als het klopt dat er geen vergelijkbare opsta-zaken zijn gemeld, betekent dit dan wel dat de zaak Enait geheel op zichzelf staat?
4. (want) Kan de constatering dat er geen vergelijkbare zaken zijn gemeld niet te maken hebben met een andere reden? Bijvoorbeeld dat rechters van het niet-opstaan geen punt maken? En is deze reden vervolgens relevant voor de stelling?
T.a.v. argument 1.2
1. (feitelijk) Moeten alle advocaten een eed afleggen (ja)
2. (causale kentekenrelatie) Garandeert het afleggen van een eed het vereiste respect?
3. (feitelijk) Klopt het dat alle rechters een advocaat kunnen attenderen op mogelijk aantasting van zijn ambt? Is dit theoretisch of praktisch waar?
4. (causale kentekenrelatie) Draagt het attenderen op mogelijke aantasting van zijn ambt bij aan het betonen van eerbied voor de rechterlijke autoriteiten?
5. (feitelijk) Kan de tuchtrechter het gedrag van een individuele advocaat in de rechtszaal inderdaad beoordelen en sanctioneren? In hoeverre gaat dit samen met argument 1.1.1: in de zaak Enait was dit niet mogelijk?
6. (feitelijk) Wordt hier inderdaad in de opleiding voor de advocatuur expliciet aandacht aan besteed? (ja) Is respect via opleiding te waarborgen?
8. (voor de liefhebber: omdat het afleggen van een eed waarschijnlijk niet voldoende is voor het waarborgen van respect, is hier sprake van een nevenschikkende argumentatie, daarom als vraag). Geven deze vier elementen inderdaad een voldoende waarborg voor het vereiste respect?
7. Er wordt t.a.v. dit argument geen enkel tegenargument genoemd. Zijn er geen tegenargumenten?
• 32500 VI 91 Brief van de staatssecretaris van veiligheid en justitie, Advocatie, 28-03-2011
• Teeven: geen opsta-regel voor advocaten, Advocatie, 30-03-2011