Twitter Facebook RSS Feed Email

Vischer - Professionalizing Moral Engagement

Oordeel: ****

Robert K. Vischer
University of St. Thomas, St. Paul/Minneapolis, MN - School of Law

Northwestern University Law Review Colloquy, 2009 (pdf)
U of St. Thomas Legal Studies Research Paper No. 09-16

Hoe kan het toch dat sommige juristen iedere morele sensibiliteit lijken te missen en aanwijsbaar morele wantoestanden juridisch faciliteren? Natuurlijk zijn er ook andere beroepsgroepen waar immorele zaken plaatsvinden, maar juist omdat juristen het recht en het voor velen achterliggend ideaal van rechtvaardigheid vertegenwoordigen, is deze vraag intrigerend. Voorbeelden te over. Gedurende de Bush-doctrine werd deze vraag bijvoorbeeld weer actueel met publicatie van het zogenaamde Bybee-memo waarin bepaalde harde ondervragingstechnieken door topjuristen juridisch werden goedgekeurd.

Nu kunnen we dit Bush verwijten of verklaren door de veranderde idealen in verband met de war-on-terror maar dit zou het echte probleem geen recht doen. Want ook bij juristen op een "lager" niveau zien we moreel discutabel gedrag terug. Bijvoorbeeld bij de jurist die meehelpt om een klant of burger "kapot" te procederen. Of de jurist die via brieven vol juridische dreigementen een wederpartij wil dwingen tot betaling zonder dat de rechtsgrond werkelijk legitiem is. Of de notaris die meewerkt aan het doorverkopen van panden met kennis van twijfelachtige waardestijgingen. Bij dit soort gevallen wordt de roep om juridische beroepsethiek altijd weer gehoord zonder duidelijk is wat nu gewenst is.

Een veel gehoord standpunt is dat jurische faculteiten hun studenten ieder ethisch denken afleert. Hatfield stelt echter terecht dat het maar eens verleden tijd moet zijn dat juristen elkaar aanpraten dat een jurist zijn eigen moraliteit terzijde moeten stellen wil het een goed belangenbehartiger zijn. Sterker: indien een jurist ook niet de niet-juridische belangen bij een geschil erkent, zal deze altijd in zijn of haar advies te kort schieten. Om een gevolg te schetsen: het geschil gewonnen, maar de klant verloren.

Vischer zoekt in zijn artikel over professionele morele engagement hoe moraal bij de jurist eigenlijk een plek moet krijgen. De angst bij veel juristen is dat als we loslaten dat een jurist niet enkel een belangenbehartiger is hij of zij ineens de eigen ethiek voorop moet stellen met alle subjectieve en relatieve problemen die hierbij gepaard gaan. Om het concreet te maken: het mag niet zo zijn dat de jurist als belangenbehartiger zo maar ineens weigert een cliënt te vertegenwoordigen omdat hij met bepaalde juridische acties het niet eens is.

Vischer geeft een interessante uitwerking waar de grens getrokken kan worden: "Lawyers need to take stock of their own moral intuition in order to help clients unpack the moral dimension of what is at stake in the case.". Maar het mag hierbij niet zo zijn dat de jurist zijn cliënt zijn eigen moraal oplegt. Dit zou ook de autonomie van de cliënt te veel raken. De taak is wel om de cliënts autonomie te behartigen en in staat te stellen weloverwogen keuzes te maken waarbij de juridische belangen als ook andere belangen inzichtelijk moeten worden gemaakt aan de cliënt.

Het voorbeeld van Vischer is Amerikaans maar maakt het wel inzichtelijk: misschien zou een advocaat niet een weeshuis willen belasten met een executie van diens hypotheek, maar als de klant dit na volledige afweging wel wil doen, dan moet de jurist zich hierbij aansluiten. De jurist is een partner in de morele dialoog en geen morele scheidsrechter.

Maar waarom deze insteek? Vischer:
- cliënten weten vaak niet dat de input van een zaak niet enkel wat eenduidige rechtsregels zijn maar dat hier een wereld van interepratie bij komt(extralegal norms);
- cliënten kunnen daarnaast vaak niet overzien wat de gevolgen zijn van de juridische procedure waar ze voor staan, bijvoorbeeld in termen van maatschappelijke positie/imago/belangen.

Dit vraagt om verregaande sensibiliteit van de jurist die we vaak bij ervaren juristen wel terugzien. Het omvat de durf om de cliënt een spiegel voor te houden en om cliënten te ondersteunen in het maken van (morele) keuzes. Probleem bij veel studenten en beginnende juristen is echter dat - zoals Vischer stelt en naar mijn ervaring is dit in Nederland niet anders - veel studenten de vocabulaire missen om dit gesprek aan te gaan. Dit is bijvoorbeeld in te vullen door aanwijsbaar ethische discutabele uitspraken te bespreken. Bijvoorbeeld van de Amerikaanse zaak van Buck v. Bell waarover studenten het wel eens zijn dat een grens overschreden is maar het lastig vinden om dit uit te drukken in argumenten en morele terminologie.

Een interessant artikel al ligt de zwakte in het verborgen argument van Vischer dat wanneer jurist en cliënt praten over de morele dimensie van de juridische handeling hiermee ook de eerder genoemde problemen zich niet meer voordoen. Vischer richt zich hierbij met name op de juristen die onder het Bush-regime waterboarding en andere "overhoringstechnieken" juridisch hebben toegestaan. Voorkomt de vaardigheid tot het bespreekbaar maken van de morele kanttekeningen van een zaak aanwijsbaar morele wantoestanden? Zou de jurist die vaardig is in het bespreken maken van duidelijke immorele zaken zelf ook minder foutief handelen? Dit is natuurlijk maar de vraag (en ook Alice Woolley op het Legal Ethics Forum constateert dit). Toch is dit niet onlogisch zou Vischer waarschijnlijk redeneren: zou de notaris die een huis binnen een halve dag opnieuw overdraagt aan de nieuwe eigenaren over de vorige overdracht deze durven te informeren over een abnormale waardestijging? Waarschijnlijk niet waarmee maar duidelijk wordt dat de autonomie van de (laatste) cliënt niet ten volle wordt gewaardeerd. Een goed jurist heeft de vaardigheid inclusief de durf de morele dimensie van een juridische kwestie/zaak te benoemen anders is deze niet als professional te kwalificeren. Nu zullen de meeste juristen dit doen t.o.v. hun eigen cliënt, maar t.o.v. andere belanghebbenden? Vischers artikel houdt dit onbesproken.

--------

Abstract
This essay is an invited response to Michael Hatfield, who argues that the legal profession might avoid creating lawyers willing to “sign off on torture if their professional education did not begin with dis-integrating the skills for intellectual agility from the skills for moral resolution.” I contend that we do not need lawyers to reach “moral resolution," for it is not the lawyer’s job to resolve the moral questions that clients face. We do need lawyers, on the other hand, to ensure that clients are aware of the moral questions that are often embedded in the legal questions raised by the representation. Lawyers’ recurrent failure to raise moral questions infringes on client autonomy by precluding the client’s ability to fully consider what is at stake in the case. Our approach to professional formation ¾ both during and after law school ¾ almost totally ignores this “moral due diligence” dimension of the attorney-client relationship. Especially in cases where the governing law is indeterminate, lawyers need to be able to engage their clients in a moral dialogue, which requires both familiarity with, and sensitivity to, moral reasoning. But lawyers’ capabilities in this regard should not be deployed in order to resolve the moral questions; rather, they should be deployed in order to assist the client in resolving the moral questions. The essay lays out some possible avenues by which legal education can support the project of professionalizing moral engagement.

- Justitie VS keurde waterboarding in 2002 goed, De Pers, 24-7-2008
- Michael Hatfield, Professionalizing moral deference, 104 Nw. L. Rev Colloquy 1, 7.